k Stond daarnet buiten naar de maan en de wolken te kijken.
‘t Is ijzig koud buiten, ’t gaf mij een fris maar toch omringd en veilig gevoel.
STILTE EN RUST.
Wanneer ik ademde, nam ik mijn longinhoud meer dan anders waar.
Ik bedacht ineens dat moest de lucht nu eens de wolken zijn en de wolken lucht –zonder dat wij het weten- dan zou op een helder blauwe zomerdag, de hemel druk bewolkt zijn, terwijl wij het tegengestelde beweren, geloven…
Is dat niet triest? Maar tegelijk ook ongelofelijk mooi?