Je was zo mooi.
Altijd had ik het al slim van je gevonden hoe je door de jaren
rimpels had opgebouwd om je zachtheid te beschermen.
Je was zo stoer.
Maar het trillen van je handen wees op geen controle en dat maakte mij bang.
Ik bedacht dat ik je maar uit je lijden moest verlossen.
Zachtjes behandelde ik je, pijn was niet wat aan bod moest komen.
Je kreeg geen lucht meer binnen,
-ik lachte, want dat speet me niet-
plots was jij een verleden tijd geworden.
-en dat spijt me, onbeschrijflijk veel-